Franciscus
&
Clara
De geloofsgemeenschap Franciscus en Clara is een jonge gemeenschap, maar geworteld in Rotterdam via haar voorlopers.
De geloofsgemeenschap komt samen in de Hiildegardiskerk.
Wie was Hildegard(is) von Bingen?
Hildegard van Bingen[noot 4] (Bermersheim, bij Alzey, Midden-Duitsland, 1098 – Rupertsberg, bij Bingen, 17 september 1179), was een Duitse benedictijnse abdis en geldt als eerste vertegenwoordigster van de Duitse middeleeuwse mystiek. Zij was onder meer actief op het gebied van religie, kosmologie, wetenschappen, filosofie, compositie en muziekbeoefening, poëzie, plantkunde en linguïstiek. Zij was de eerste componiste uit de geschiedenis van de klassieke muziek die bij naam bekend is.
Op 10 mei 2012 verklaarde paus Benedictus XVI haar heilig en op 7 oktober 2012 werd haar de eretitel van kerklerares verleend. Het centrum van de Hildegardverering is Eibingen bij Rüdesheim am Rhein, waar zich de Abdij Sint-Hildegard bevindt en in de bedevaartskerk Sint-Hildegard in een gouden kist gebeenten van Hildegard worden bewaard.
Leven
Hildegard werd geboren als tiende kind van graaf Hildebert van Bermersheim, in een adellijk gezin dat woonde op het slot van Bermersheim, niet ver van Alzey. Voor haar opvoeding werd ze op haar achtste overgedragen aan de zorg van Jutta Von Sponheim,[noot 5] abdis van het klooster te Disibodenberg, dat ressorteerde onder een groter klooster van benedictijner monniken.[noot 6] Ze leerde van Jutta Latijn, enkele van de middeleeuwse artes liberales, het lezen en interpreteren van de psalmen en andere Bijbelteksten, de liturgie en de regel van Benedictus. Al op haar vijftiende jaar legt zij de gelofte af. Als Jutta in 1136 sterft, neemt Hildegard de leiding van de vrouwengemeenschap over en wordt abdis. Tegen de wil van Kuno van Disibodenberg, abt van het benedictijnenklooster, besluit Hildegard in 1147 een zelfstandig vrouwenklooster te stichten op de Rupertsberg te Bingen, onder anderen gesteund door de aartsbisschop van Mainz. In 1150 betrekken de nonnen hun nieuwe onderkomen en in 1152 wordt de bij het klooster behorende kerk door de aartsbisschop gewijd. De toeloop van vrouwen voor haar klooster is zo groot, dat zij in 1165 een dochterklooster opent te Eibingen. De onenigheid tussen de abt van Disibodenberg en Hildegard zou nog jaren voor meer problemen zorgen.
Het was in deze tijd dat Hildegard, met behulp van haar secretaris Volmar, de visioenen die zij vanaf haar 43e levensjaar kreeg, begon op te tekenen. De kerkelijke autoriteiten volgden haar visioenen in eerste instantie argwanend. Dit veranderde toen tijdens de synode van Trier in 1147 de heilige Bernardus van Clairvaux en de aartsbisschop van Mainz haar onder de aandacht van paus Eugenius III brachten, die haar aanspoorde en bemoedigde om haar werk voort te zetten. Zo kon zij met de zegen van de Kerk haar eerste grote werk, Scivias voltooien: Ken de wegen van de Heer.
In het nieuwe klooster beleefde Hildegard haar productiefste jaren. Daar componeerde ze de muziek die haar tegenwoordig opnieuw beroemd maakt. Deze muziek is net zo afwijkend van het gebruikelijke als haar andere werken en vormt in feite een geheel eigen tak aan de boom van het gregoriaans, al relativeren sommigen de uitzonderlijkheid van haar werken.[noot 7]
Naast de muziek schreef ze twee grote visioenenboeken: Liber vitae meritorum of Boek van de verdiensten van het leven (1150-1163) en Liber Divinorum Operum of Boek van Goddelijke werken (1163.) Ook van haar hand zijn de Physica en Causae et Curae (1150), twee werken die samen beter bekendstaan als Liber Subtilitatum (Het boek van subtiliteiten). Deze handelen niet over theologie, maar over de natuur en de geneeskunst.
De invloed van Hildegard nam ondertussen een hoge vlucht, onder andere doordat Hildegard gevraagd en ongevraagd aan allerlei hooggeplaatste kerkelijke en wereldlijke personen, waaronder keizers en pausen, adviezen schreef. Ze correspondeerde onder andere met Bernard van Clairvaux en keizer Frederik Barbarossa. Verder was ze bevriend met verschillende andere, later heilig verklaarde personen, zoals met de heilige Gerlach van Houthem, die ze het kransje van haar professie stuurde.
Aan het einde van haar leven kwam ze in moeilijkheden doordat ze een geëxcommuniceerde kennis in gewijde grond had begraven. Daarvoor werden zij en haar gemeenschap, door toedoen van onder andere de abt Kuno van Disibodenberg, gestraft. De straf voor het klooster van Hildegard was het verbieden van het gezongen koorgebed, het opdragen van de heilige mis en het verbod op het luiden van de klok, een buitenproportionele straf die later door een hogere kerkelijke autoriteit, de aartsbisschop van Mainz, werd teruggedraaid.
Schrijn met de relieken van de heilige Hildegard van Bingen in de parochiekerk van Eibingen
Op 17 september van het jaar 1179 stierf Hildegard van Bingen op de leeftijd van 81 jaar. De aanwezigen meldden dat op dat moment vanuit de hemel een helder licht op haar sponde viel, zoals ze zelf in een visioen had waargenomen:"Mijn ziel gloeit als omringd door een vlammenzee. De jeugdige kracht, vulkanische uitbarsting van lenteachtige gratie." Haar relieken werden in 1642 overgebracht naar de parochiekerk in Eibingen.
Werk
In haar boeken Causae et curae en Fysica over geneeskunde staan talloze geneeskrachtige recepten.
Door de hernieuwde belangstelling voor vrouwen van de middeleeuwse Kerk is er voor Hildegard van Bingen, in het bijzonder voor haar muziek, heel wat interesse. Ongeveer 80 van haar composities zijn ons overgeleverd, een repertoire dat tot de uitgebreidste onder de middeleeuwse componisten behoort.
Hildegard als componiste
Als componiste schreef Hildegard (Hilde=strijd) het mysteriespel Ordo Virtutum, "Orde der deugden", een gezongen drama voor vrouwenstemmen met één partij voor mannenstem (de duivel), dat ze componeerde voor de nonnen van haar klooster. Daarnaast componeerde zij ongeveer 75 gezangen voor de liturgie op basis van haar visioenen: een kyrie, een alleluia, 35 antifonen, 19 responsoria, zeven hymnen en zeven sequenties, in de middeleeuwen belangrijke poëtische en muzikale vormen in de liturgie.
Al is de toonomvang van haar composities uitgestrekter en de melodievorming persoonlijk met soms veel melismen, notenslierten op één lettergreep, toch liggen deze gezangen muzikaal in het verlengde van de gregoriaanse traditie van het Rijnland. Inhoudelijk zijn ze individueel gekleurd door de lyrische ontboezemingen. Vaak hebben de teksten betrekking op populaire heiligen zoals Ursula en Rupert. Van Hildegards liederen is een handschrift bewaard in de Sint Pieters & Paulus abdij te Dendermonde (België) dat even authentiek is als dat te Wiesbaden met de titel Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum.
Ander werk
Behalve haar muziekwerken schreef Hildegard ook medische, plantkundige en geologische verhandelingen. Ze vond ook een eigen, alternatief alfabet uit. Zo tonen haar teksten en composities haar aanpassing van het middeleeuwse Latijn met zelfbedachte woorden en vervoegingen. Mede door de neologismen die ze aanwendt in haar liederen, en het door haar geconstrueerde alfabet, bekijken moderne aanhangers van artificiële talen haar als een middeleeuwse voorganger. Hildegards Lingua Ignota geldt als een van de oudste kunsttalen uit de geschiedenis.
Hildegards 'wetenschappelijke' inzichten waren afgeleid van de Griekse kosmologie van de vier elementen: vuur, lucht, water en aarde met hun respectieve kwaliteiten van hitte, droogheid, vochtigheid en koude.[2] Daarmee correspondeerden de vier temperamenten in het lichaam: cholerisch (gele gal), sanguinisch (bloed), flegmatisch (slijm) en melancholisch (zwarte gal). De menselijke persoonlijkheid werd dan bepaald door het overwicht dat een of twee van die temperamenten had. Ziekte ontstond doordat het delicate evenwicht tussen deze temperamenten verstoord was, en kon enkel hersteld worden door de juiste plant of het juiste dier te eten dat de kwaliteit bezat die het lichaam nodig had. Hildegard had vooral belangstelling voor het beschrijven van planten, vogels, dieren en stenen om de kwaliteit van een object te achterhalen waaruit zij dan de geneeskrachtige toepassing afleidde.
Bron: Wikipedia
Wie waren Franciscus en Clara?
Franciscus van Assisi
Franciscus van Assisi (ook wel Franciscus van Assisië of Sint-Franciscus; Italiaans: Francesco d'Assisi; Assisi, 1181 of 1182 - Portiuncula, 3 oktober 1226), geboren als Giovanni di Pietro Bernardone, leefde als religieus, stichtte de kloosterorde van de franciscanen of minderbroeders, en werd op 16 juli 1228 heilig verklaard door paus Gregorius IX.
Jeugd
Franciscus was een zoon van Petrus van Bernardone, een welgestelde lakenkoopman uit Assisi. Zijn vader was op het moment van zijn geboorte voor zaken in Frankrijk. Pica de Bourlemont (zijn moeder) gaf hem de naam Giovanni (Johannes). Zijn vader maakte daar bij thuiskomst Francesco, 'Fransman', van. Het kan ook zijn dat hij die bijnaam pas later kreeg omdat zijn vader hem meer dan eens naar Frankrijk stuurde om handel te drijven. Volgens zijn eerste biograaf Thomas van Celano leefde Franciscus in zijn jeugdjaren als een wildebras: hij zwierf met zijn kameraden door de stad en gaf veel geld uit aan feestmalen en kleding. Thomas stelde dat waarschijnlijk zo voor om het contrast met zijn bekering beter uit te laten komen. Vermoedelijk was Franciscus echter ook in zijn jeugd al een creatief en fijngevoelig mens. Hij wijdde zich aan de liefde, streefde naar de ridderslag en gedroeg zich bij tijd en wijle als minnezanger of troubadour.
Vrouwe Armoede
Na een veldslag tussen zijn geboorteplaats Assisi en de stad Perugia in 1202 werd Franciscus krijgsgevangen. Hij was toen ongeveer 20 jaar oud. Na een jaar kwam hij vrij maar was daarop lang en ernstig ziek. Weer aan de beterende hand werd Franciscus bijzonder getroffen door het leed van de melaatsen, die in zijn tijd volledig uit de samenleving werden verstoten. Volgens zijn Testament bracht God hem in hun midden en bewees hij hun barmhartigheid. Naar aanleiding daarvan bekeerde hij zich tot een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen, ontevreden over de leegheid van zijn leven. Later, in 1205, kreeg hij een visioen in het kerkje van San Damiano. Hij wist zich aangesproken door de daar afgebeelde Gekruisigde: 'Franciscus, ga en herstel mijn huis'. Hij trok zich als een kluizenaar terug in de eenzaamheid en wijdde zich aan de melaatsen, het herstellen van kerkjes en aan het gebed. Zelf wilde hij de allerarmste zijn. Hij bedelde zijn dagelijks voedsel bij elkaar, daarvan delend met anderen die nog minder hadden dan hij. Vanaf dat moment werd zijn enige geliefde 'Vrouwe Armoede'.
Zijn vader, die van mening was dat zijn zoon tot de rang van dorpsgek was vervallen, probeerde hem met dreiging en verleiding terug te laten keren naar een werelds leven. Uiteindelijk legde Franciscus in de lente van 1205 tijdens een scène op het plein bij de bisschop zijn kleren aan de voeten van zijn vader (die ze immers had betaald) en wijdde zich toe aan God met de woorden: "Nu kan ik werkelijk zeggen: Onze Vader in de hemel", waarop de bisschop zijn mantel om hem heen sloeg.
Toen Bernardus van Quintavalle en Petrus Catani zich in 1208 bij Franciscus wilden aansluiten, raadpleegden zij gezamenlijk het evangelieboek van de kerk van Sint Nicolaas om te ontdekken hoe hun leven eruit moest zien. Zij stuitten daarbij op drie teksten:
"Als je dat wilt, volmaakt zijn, ga heen, verkoop al je eigendom en geef het aan de armen en je zult een schat in de hemelen hebben. Kom dan hierheen en volg mij." (Mt. 19,21).
"Hij zegt tot hen: neemt niets mee voor onderweg, geen staf, geen reiszak, geen brood en geen geld, en ook moet u geen twee hemden hebben." (Lc. 9,3).
"Als iemand dat echt wil, achter mij aan komen, moet hij zichzelf verloochenen en zijn kruis dragen, en zó mij volgen!" (Mt. 16,24).
Dat is wat zij vervolgens naar vermogen deden, en daarmee was de Franciscaanse beweging begonnen. Kort nadien sloot Egidius van Assisi zich bij hen aan. In hetzelfde jaar 1208 gaf de abt van het Benedictusklooster op de Monte Subasio het kerkje van Portiuncula in het dal bij Assisi in bruikleen aan Franciscus om het tot het centrum van zijn nieuwe beweging te maken.
Dienst aan de Vrede
Ten tijde van paus Innocentius III, die een theologische visie bezigde op "Christus als Koning der Koningen, met Jeruzalem als Zijn stad en het Heilig Land als Zijn erfdeel", dat met kruistochten heroverd moest worden op de moslims, verraste Franciscus ieder door "voor God" te kiezen door in dienstbaarheid te verblijven onder de Saracenen. Hij ging mee met de Vijfde Kruistocht maar bewandelde een andere weg. Volgens de Fioretti benaderde hij in 1219 sultan Al-Kamil om hem te bekeren, wat deze laatste hoffelijk afwees. Franciscus' vreedzame benadering van de islam, dialogisch avant la lettre, geeft een volstrekt ander beeld van God: de God van de nederige dienstbaarheid, die uitnodigt om in een geest van vrede en geweldloosheid onder andere mensen te gaan, hun werk en leven te delen en zo te midden van hen Zijn aanwezigheid te ontdekken.[bron?]
Een belangrijke regel van Franciscus in de omgang met andersdenkenden en andersgelovigen was onder andere de afwijzing van woordenstrijd. Armoede, dienstbaarheid, geweldloosheid zonder wapenen, zelfs zonder het wapen van het woord, gingen voor hem hand in hand en in dit perspectief ondernam hij in 1219 tijdens de kruistocht zijn persoonlijke vredesmissie naar de sultan van Damiate, waar hij hoffelijk werd ontvangen en spirituele gesprekken voerde.
Persoonlijke vroomheid
Franciscus was de belichaming van een nieuw persoonlijk gekleurd soort vroomheid binnen het christendom, waarbij de ontwikkeling van het individu en diens persoonlijke gaven en talenten van grote betekenis waren. Tegelijk hechtte hij grote waarde aan het behoren tot een groep gelijkgezinde gezellen, een broederschap, waarin men in elkaars noden en behoeften kan voorzien.
Franciscus schreef aan het einde van zijn leven een lofzang op de natuur, het Zonnelied. Hierin bezingt hij 'de dingen van de hemel' - broeder zon en zuster maan en de sterren -, 'de dingen van de aarde' of de vier elementen - broeder wind en zuster water, broeder vuur en zuster aarde -, en ten slotte de levensweg van de mens.
Franciscus zag het op zich nemen van wat het leven te dragen geeft als een van de manieren om dichter bij Christus te komen. Wanneer hij opmerkte 'draag uw kruis', bedoelde hij 'neem uw lot op u', 'draag uw deel van het lijden'. Franciscus wees niet alleen het lijden niet af, hij hechtte ook grote waarde aan de natuur, die hij een prachtige weergave vond van hoe de Schepper voor de mens wil zijn, en de mens draagt en in leven houdt. Dat gebeurt volgens Franciscus' lied door de afwisseling in het weer.
Franciscus' laatste jaren en overlijden
Rond 1219-1220 ontstonden er problemen in de broederschap. Franciscus, die in het Midden-Oosten verbleef, keerde daarom terug naar Italië en legde het ambt van minister-generaal van de broederschap neer. Petrus Catani volgde hem op, en na diens dood broeder Elias Bombarone. Franciscus schreef intussen een nieuwe regelredactie, waarbij hij naar eigen zeggen van de vele kruimels één hostie wilde maken.[4] Op 29 november werd de nieuwe orderegel door paus Honorius III met een pauselijke bul bekrachtigd.
Op 24 september 1224 zou Franciscus de stigmata hebben ontvangen die Jezus aan het kruis droeg. In de winter of lente daarna zong hij voor het eerst zijn bekende Zonnelied. Hij stierf op de avond van 3 oktober 1226.
Na zijn dood
Op 4 oktober werd het lichaam van Franciscus in een processie door de stad gevoerd, naar de kerk van San Giorgio in Assisi, alwaar hij begraven werd. In dezelfde kerk sprak paus Gregorius IX twee jaar later zijn heiligverklaring uit. Op verzoek van de paus begon Elias van Cortona met de bouw van de Sint-Franciscusbasiliek boven zijn graf.
De dag waarop de processie plaatsvond werd gekozen tot zijn feestdag. In 1929 werd de dag van Sint-Franciscus tevens Werelddierendag. Als bijkomend feest wordt in de Heiligenkalender van 1962 ook het feest van de stigmata van Sint-Franciscus gevierd op 17 september.
Binnen de orde ontstond na de dood van Franciscus een strijd over hoe de Franciscanen behoren te leven. Aan de ene kant stonden de minorieten, ook wel conventuali genoemd, die het armoede-ideaal vrijwel schrapten uit de regel. Aan de andere kant waren er de spiritualen, die voor vrijwillige armoede kozen. Vertegenwoordigers van beide bewegingen schreven in de eerste decennia na Franciscus' dood allerlei levensbeschrijvingen van hun idool, waarin ze hem uitspraken en ideeën toedichtten die in overeenstemming waren met hun overtuiging. Tijdens het generale kapittel ('algemene bestuursvergadering') van de Franciscanen in 1260 kreeg de generaal van de orde, de geleerde theoloog Bonaventura, de opdracht om een 'officiële' biografie te schrijven. Deze Legenda Maior ('Grote Levensbeschrijving') werd in 1263 goedgekeurd door het generale kapittel. In 1266 werd de broeders verboden andere levensbeschrijvingen over Franciscus te lezen. Alle andere 'legenden' moesten worden vernietigd.
Clara van Assisi
Clara van Assisi (Assisi, Umbrië, 1193/1194 — San Damiano, Assisi, 11 augustus 1253), Santa Ciara in het Italiaans, gaf onder invloed van Franciscus van Assisi haar maatschappelijke positie op en stichtte de orde van de clarissen. Reeds in de middeleeuwen was haar naam in de Nederlandstalige gebieden als doopnaam zeer verbreid. Haar kerkelijke feestdag is 11 augustus.
Clara werd geboren als dochter van de edelman Favarone di Offreduccio di Bernadino. Onder invloed van Franciscus van Assisi en met zijn hulp verliet zij het ouderlijk huis en legde zich toe op de navolging van Christus in radicale armoede. Samen met Franciscus stichtte zij de Arme Vrouwen van San Damiano. Tot haar dood verbleef Clara op deze plek en leefde er volgens de kloosterregel die zij zelf als eerste vrouw in de geschiedenis schreef. Deze regel werd pas op haar sterfbed door paus Innocentius IV goedgekeurd.
Op 18 maart 1212 legde Clara in Portiuncula haar geloften af in de handen van Franciscus. Zestien dagen later werd zij gevolgd door haar zuster Agnes. Veel vrouwen in Europa voelden zich aangesproken door het leven van Clara en haar zusters, onder wie ook Agnes van Praag.
Twee jaar na haar dood werd zij door paus Alexander IV heilig verklaard. Op grond van haar visioenen werd zij in 1958 door paus Pius XII tot patrones van de televisie benoemd.